Achtergrond

De tabaksindustrie gebruikt aids om maatregelen tegen roken te voorkomen

11-04-2016 12:38

“Elke legale financiële ondersteuning, groot of klein, wordt gewaardeerd en is onontbeerlijk om de kwetsbare groepen van de aidsepidemie in de meest risicovolle gebieden, te blijven bereiken”, aldus het vrome antwoord dat TabakNee kreeg toen het internetplatform onthulde dat het Aidsfonds Nederland in 2010 en 2011 werd gesponsord door British American Tobacco (BAT). Sterker: Beroepsbestuurder Anthony Ruys (Heineken, ABN Amro, Schiphol, Rijksmuseum enzovoorts), de voorzitter van de Raad van Toezicht van het Aids Fonds (2006-2015) was in diezelfde jaren tevens commissaris bij het moederbedrijf van BAT in Londen. Toeval? Niet als je dit onderzoek er naast legt. De onderzoekers tonen op basis van interne documenten aan dat Philip Morris vanaf begin jaren negentig een van de belangrijkste sponsoren is van de anti-aids campagnes in de Verenigde Staten. Veel bekender is natuurlijk dat de farmaceutische industrie via de vaak hoog opgeleide, witte, mondige patiënten miljarden dollars heeft weten binnen te halen voor de ontwikkeling van peperdure medicijnen. Dat de tabaksfabrikanten minstens zoveel geld in de aidsfondsen hebben gestopt, is veel minder bekend. Zij hoopten via maatschappelijke organisaties een netwerk op te bouwen in hun strijd tegen anti-rook campagnes.

Roken moet worden geframed als een recht, kritiek als discriminatie

Fair Play wordt de strategie genoemd. In een van de Philip-Morris documenten staat met zo veel woorden dat rokers geassocieerd dienen te worden met  “andere belangengroeperingen die niet voldoende steun krijgen van de overheid, zoals analfabetisme-bestrijding, onderzoek naar aids, lichamelijk gehandicapten enzovoorts.” De tactiek is erop gericht deze minderheidsgroepen “aan te moedigen om geld voor het bestrijden van roken naar andere belangrijke maatschappelijke doelen te verleggen”.  Door bijvoorbeeld het Aidsfonds te confronteren met de hoeveelheid geld dat aan het bestrijden van roken wordt besteed, hoopt men de Aidsorganisatie kritiek te laten leveren op het prioriteitenlijstje van de overheid.

Philip Morris ziet het sponseren van aidscampagnes uiteraard ook als middel om het imago van roken te verbeteren, reden waarom anti-aids muziekfestivals geld krijgen of sportevenementen. Bij mogelijke kritiek wordt de organisatie geacht het volgende commentaar te geven:

 

“Wij zijn trots op onze relatie met Philip Morris U.S.A. en wij steunen hun geloof in de keuzevrijheid van de mens. Met behulp van de voedsel-, bier- en tabaksbedrijven is Philip Morris zeer actief geweest in de strijd tegen aids. Zij waren een van de eerste bedrijven die het onderzoek naar aids steunden, naar campagnes die aids kunnen voorkomen en zij ondersteunen mensen met aids (..) Laten we niet vergeten dat aids niet discrimineert. Dat moeten wij ook niet doen.”

 

De “rechten van de rokers” , die de overheid immers ter discussie stelt, worden slim gekoppeld aan de “rechten van homo’s”, net als de term “discriminatie”.

Gevolgen van roken afgezet tegen aids

Vanaf begin jaren negentig dringt door dat Latijns-Amerika en de Zuidelijke Afrikaanse landen met een enorme aidsepidemie kampen. Voor de tabaksindustrie is dit hét moment de aandacht te verleggen, ook omdat het aantal rokers in de Verenigde Staten gestaag afneemt – terwijl het aantal rokers daar o.a. vanwege de toenemende welvaart juist stijgt.

Als in 1992 de World Conference on Tabac or Health wordt gehouden in Buenos Aires, waar voor het eerst de gevolgen van meeroken op de agenda staat, ontwikkelt BAT een (geheime) strategie waarin aids als “ziekte van de eeuw” dient te worden geframed  en als “enige manier om de WCTOH-conferentie te neutraliseren”.  Er worden plannen ontwikkeld om aidsgroepen de conferentie te laten verstoren en een “wereldbekende arts” zou de media-aandacht van roken moeten verleggen naar aids. Er moet wél voorkomen worden dat duidelijk is dat BAT achter deze acties zit. Niet alle acties zijn overigens met succes uitgevoerd, schrijven de onderzoekers, maar het lukt wél om de beroemde Luc Montagnier, een van de ontdekkers van het Hiv-virus naar Argentinië te halen, die een nieuwe Argentijnse overheidscampagne tegen aids mag aftrappen.

Ook in de jaren daarna gebruikt BAT het argument “aids” om maatregelen tegen roken te ondermijnen. Zo wordt getracht de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) in diskrediet te brengen met de stelling dat regeringen van ontwikkelingslanden wel iets anders aan hun hoofd hebben. Moeten ze (het weinige) geld voor gezondheidszorg uitgeven aan het bestrijden van roken terwijl de bevolking sterft aan aids? Cijfers van de WHO tonen dan al aan dat de gevolgen van tabak (een op de twee rokers overlijdt voortijdig aan de gevolgen van roken) op termijn veel groter zullen zijn dan die van aids.

Bondgenoot in deze strategie is de International Tobacco Growers Alliance (ITGA), een lobbyorganisatie van zogenaamd onafhankelijke tabaksproducenten, die zwaar gesubsidieerd wordt door de tabaksindustrie. In een e-mail schrijft het hoofd van de Internationale Zaken van BAT dat “ITGA volledige steun heeft toegezegd voor een pan-Afrikaanse aidsconferentie in Zambia (..) ITGA zal daar uit de doeken doen wat zij in Afrika hebben gedaan in de strijd tegen aids en de hulp die zij daarbij hebben gegeven aan de overheid en aan ngo’s. Ondertussen zal men het belang van tabak voor de economie benadrukken en dat afzetten tegen het belang van de gezondheidsprioriteiten. Het doel is om het forum zó uit te dagen dat men de WHO belachelijk zal maken.” Niet alleen aids, maar ook malaria wordt door de tabaksindustrie gebruikt in de strijd tegen anti-rook maatregelen.

Strijd tegen roken moet belachelijk worden gemaakt

Eind jaren negentig wordt duidelijk dat onder de LGBT-populatie in de VS het gebruik van tabak veel groter is dan gemiddeld en dat roken een slechte uitwerking heeft op de behandeling van HIV-en aidspatiënten. Veel lokale aidsorganisaties eisen dat hun bestuurders geen geld meer aannemen van de tabaksindustrie. “Met het aannemen van hun geld lopen wij over de lijken van de tabaksdoden”, schrijft de (Amerikaanse) Gay-krant. “We moeten geen pact sluiten met de duivel”. In 2002 nemen Amerikaanse aids-organisaties als standpunt in dat vertegenwoordigers van de tabaksindustrie niet langer bestuurslid kunnen zijn van hun organisaties. In 2009 neemt het Global Fund to Fight Aids, Tuberculosis and Malaria het standpunt over: geen geld meer van de tabaksindustrie. De Global Business Coalition on AIDS, TB and Malaria, besluit in 2011 dat leden van de tabaksindustrie, die sinds jaar en dag lid zijn van de organisatie, niet langer welkom zijn. Ook particuliere hulporganisaties zoals de Bill en Melinda Gates Foundation weigeren al jaren samen te werken met hulporganisaties die tegelijkertijd geld aannemen van de tabaksindustrie. Tegen het einde van de jaren negentig, schrijven de onderzoekers, keren Amerikaanse aidsorganisaties zich massaal af van de tabaksindustrie. Niet alleen vanwege het toegenomen besef over de schadelijke gevolgen van roken maar ook omdat ze begrijpen hoe ze door de tabaksindustrie worden gebruikt. Dat zij het geld van de tabaksindustrie ook niet (meer) nodig hebben, vanwege de giften van andere sponsoren, speelt overigens een niet onaanzienlijke rol.

In Afrika is roken onder kinderen het hoogste ter wereld

In Afrika is de tabaksindustrie nog lang niet uit het “aids-veld” verdreven. Imperial Tobacco vindt in 2007 de Franse aidsorganisatie Cinomade bereid tot samenwerking. Zodoende kan BAT tot op de dag van vandaag aidsprogramma’s in Kenia, Nigeria en in Zuid-Afrika sponseren. Japan Tobacco heeft ook aids-hulp programma’s in Zuid-Afrika en Tanzania enook  Philip Morris sponsort grote aidsprogramma’s in Zuid-Afrika.

In 2007 mag de tabaksindustrie zelfs de Africa-Middle –East conference on AIDS sponsoren. Op de conferentie wordt BAT  uitvoerig geprezen door de Nigeriaanse overheid en als voorbeeld gesteld voor andere bedrijven. Japan Tobacco wint de prijs van “beste werkgever” in Tanzania, vanwege de strijd tegen aids. De invloed van de tabaksindustrie in Afrika heeft alles te maken met het gebrek aan geld. Hoewel regeringen verdragen hebben ondertekend om roken tegen te gaan, is het geld van de tabaksindustrie te verleidelijk. Met als gevolg dat het roken in Afrika nog steeds toeneemt en onder kinderen zelfs groter is dan in Oost-Azië, waar het roken – door de opkomende economie – ook een enorm gezondheidsprobleem vormt.

Blijft voor wat betreft Nederland tenminste de vraag hoe het kan dat de aids-organisatie hier nog altijd geen afstand heeft genomen van de tabaksindustrie.

Dit artikel verscheen eerder op TabakNee.